Questreis naar de Lofoten (Noorwegen)

Twee maal eerder was ik met de fiets in Noorwegen, in '92 en in '97. De eerste keer samen met John en Desiree met de M5 in de auto er heen gereden en daar drie weken gefietst. Zie HPVnieuws jaargang 9 nummer 2 waarin het artikel 'Brief uit Noorwegen' is opgenomen. De tweede maal met de C-Alleweder en Ymte via Engeland naar Bergen gevaren, van daaruit naar Trondheim gefietst en in een dag naar Oslo als deelnemer aan Trondheim -Oslo. Dat jaar werd de memorabele editie van 'den store styrkeproven ' verreden die gewonnen werd door Bram Moens (Ymte 2e) waarna hem de prijs niet werd uitgereikt en de inschrijving voor ligfietsers tot op heden gesloten is.

Er was alweer zes jaar verstreken sinds de laatste reis. Bovendien deed zich dit jaar de gelegenheid voor een vriendin te bezoeken die voor een paar maanden op de Lofoten zou werken. En een reis met een doel is altijd leuker, kortom een goed jaar voor een fietstocht naar Noord-Noorwegen. De uitgestippelde route loopt door het Noorden van Duitsland over kleine wegen en veerponten die me bekend voorkomen van een eerdere tocht naar de E.K. in Denemarken en de terugreis na Trondheim-Oslo. In twee dagen fiets ik naar Kiel en neem daar 's middags de boot om de volgende ochtend in Oslo aan te komen.

In Oslo aankomen is een ding er, weer uit komen iets heel anders. Ik fiets door de stad en probeer dezelfde richting aan te houden als de snelweg, maar daar waar die onder de grond verdwijnt word dat moeilijk. Na wat vragen, verwijzen een stel vriendelijke fietsende agenten me naar de VVV waar ik gewapend met een fietskaart van Oslo vandaan kom en vervolgens laverend door stadsparken, woonwijken en industrieterreinen de stad eindelijk achter me laat.

Ik fiets hier door het dichtst bevolkte deel van het land, veel E wegen zijn hier echte snelwegen en verboden voor fietsers. Hier kom ik wederom met de politie in aanraking, het blijken vriendelijke agenten die alleen nieuwsgierig zijn naar mijn velomobiel, een van hen spreekt zelfs Nederlands en ze wensen me ter afsluiting van een prettig gesprek een goede reis. Ik heb voor de heenweg een route gepland door het dal van de rivier de Gloma niet ver van de Zweedse grens, de eerste dagen gaat het vlot door het glooiende land tussen 200 en 260 kilometer per dag. Eigenlijk is dat per werkdag want meer dan acht fietsuren maak ik doorgaans niet. Na zes dagen kom ik wat langere klimmen tegen naar een hoogland, fjel in het Noors, de poolcirkel passeer ik op de Saltfjel rijdend op de E6. Die E6 ben ik boven Trondheim gaan volgen, het is daar de enige vlotte verbinding met het noorden, het drukste autoverkeer op deze weg is ten zuiden van Trondheim, er zijn daar gedeelten waar je niet mag fietsen. Ook hier kom ik evengoed nog een paar bordjes verboden te fietsen tegen maar er is gelukkig wel een alternatief aangegeven, meestal in de vorm van de oude weg die door de plaatsjes loopt in plaats van er langs.

E6 klinkt als een snelweg maar in Noord Noorwegen is het een, wat we in Nederland zouden noemen, rustige tweebaansweg. De weg wordt voor een groot deel bevolkt door toeristen met auto's en vooral veel motoren en kampers, fietsers zie je er vrijwel niet. Vele nationaliteiten, meest Duitsers, veel minder Nederlanders en Fransen. De Fransen zijn erg enthousiast over de vreemde fiets en de sportieve prestatie (sommigen kom ik een aantal dagen achtereen tegen, we rijden de zelfde dagafstanden), Noren zijn veel gereserveerder. Een korte ontmoeting illustreert dit contrast overduidelijk. Ik krijg trek en sla af naar een parkeerplaats om wat te eten. Een automobilist met Noors kenteken die me net voor de tweede keer gepasseerd is ziet dit in zijn spiegel en besluit het vreemde voertuig eens nader te gaan bekijken. Hij keert en rijdt de parkeerplaats op, stapt uit met een camera in de hand en begint zonder een woord mijn fiets van alle kanten te fotograferen. Als ik hem gedag zeg, stelt ie een paar korte vragen en begint me dan te vertellen dat de fiets te laag en dus slecht zichtbaar en gevaarlijk is. Ik vraag hem of ie wel eens witte strepen op de weg heeft gezien, hij antwoord bevestigend en ik duid tussen duim en wijsvinger aan hoe hoog de strepen zijn, daarmee proberend hem duidelijk te maken dat zichtbaarheid niet enkel van de hoogte van een object afhangt. De discussie krijgt een prikkelige ondertoon, hij zegt dat ie alleen maar aardig wil zijn, ik merk daar helemaal niets van en bedenk me als ie weer weg is dat ik 'm had moeten zeggen dat ie beter eerst kon proberen beleeft en pas daarna proberen aardig te zijn.

Terwijl ik verder eet komen er drie campers de parkeerplaats op. Ze gaan een eindje verderop staan de mensen stappen uit maken een wandelingetje en komen bij mijn fiets kijken. Deze Fransen wensen me eerst smakelijk eten, stellen dan wat vragen, vinden het allemaal prachtig, vragen netjes of ze een foto mogen maken. Nee, met mij er bij natuurlijk en met die mooie helm. Ze vinden het een uitvinding, ik probeer in mijn beste Frans hun enthousiasme en hun vragen zoveel mogelijk te beantwoorden. Het word allemaal heel gezellig, maar dan begint het te regenen en stap ik in mijn fiets en doe de helm en het dekje er op, waarmee ik meteen hun laatste vragen beantwoord, zwaai nog even naar de camera en ga weer op weg.

Ik kom een paar dagen eerder dan verwacht langs Bodo, de plaats waar ik gedacht had de veerpont naar de Lofoten te nemen. Aangezien ik nog tijd genoeg heb voor een ommetje bewaar ik deze overtocht voor de terugweg en rij door naar het Noorden om via de Vesteralen eilanden weer in Zuidelijke richting te rijden en zo op de Lofoten te komen. De Lofoten zijn scherp uit zee oprijzende bergen waar, mede gezien het klimaat, maar weinig landbouw mogelijk is maar waar wel de warme golfstroom langs komt en de zee barstens vol vis zit. Stokvis is traditioneel het product hier en her en der hangen er nog wat door de wind gedroogde, overlangs doorgesneden vissen zonder kop op houten rekken, de koppen hangt men op afzonderlijke rekken te drogen. Het seizoen om vis te drogen is het voorjaar wanneer er nog geen insecten zijn, dus nu het zomer is waait er geen indringende vislucht meer over de eilanden.

Het is werkelijk heel mooi hier op de eilanden, ik blijf een paar dagen in Gavdal logeren en we maken wat dagtochtjes over het eiland. Als het weer tijd is om te gaan fiets ik naar Moskenes en neem daar de pont naar Bodo. Op de terugweg neem ik de lange route naar huis door over de kustweg nr17 te rijden, ik wil heel veel fjorden en eilanden zien. Tot even boven Trondheim rij ik over de 17 deze route rijdt minder vlot dan de heenweg, vooral omdat ik veel met de veerpont moet, soms wel drie op een dag. Veel pontje varen en minder fietsen, toch nooit minder dan 150km per dag met af en toe een race tegen de klok om het volgende pontje nog net op tijd te kunnen halen.

Als ik weer eens ergens langs de weg op een bankje in de zon zit te eten, stopt er een Noors bestelautotje waaruit een grote man met grijze baard en tato op de arm stapt. Hij komt naar me toe en vraagt in het Nederlands of ik die bekende fietser uit de lokale krant ben. Dat kan kloppen want ik ben op de heenweg in dit gebied staande gehouden, geinterviewd en op de foto gezet door een journalist. Deze zeeman blijkt een vriendelijke kapitein iglo die me verteld over de 60er jaren in Rotterdam toen de Noorse- en Hollandse zeevaart groot waren, hij verloofd was met een Hollands meisje en hoe het allemaal teloor gegaan is.

Ook op de terugweg wil ik Trondheim vermijden en rij er westelijk langsheen. Onder Trondheim buig ik nog verder af naar het westen over het hoogland en een grusvei (gravelweg) om via Sunndalen weer naar de Fjorden te rijden. Ik rij langs Andalsnes om daar de Trollstigen te beklimmen, een van de meest spectaculaire klimmen van Noorwegen. Want wie in dit gebied op zeeniveau langs een fjord fietst en naar de volgende fjord wil moet over een fjel en de weg loopt dan dikwijls omhoog tot op zo'n 1000m hoogte.

Over de Trollstigen ben ik in '92 ook gefietst maar dan vanuit de andere richting, nu fiets ik eerst de elf haarspelden (850m) omhoog en daal geleidelijk en zonder scherpe bochten met hoge snelheid weer af. Het wordt nu ik de route van '92 weer volg een reis terug in de tijd en in omgekeerde richting. Na een nacht kamperen aan de Tafjord, kan ik eerst even infietsen over een fjel van 624m om dan af te dalen naar Geiranger, met de vele haarspelden hadden mijn trommelremmen het zonder mijn remparachute op deze afdaling zeker niet gered, maar met deze nooit heetlopende hulp van honderd gram gaat het prima. Geiranger ligt aan de gelijknamige schitterende fjord met loodrechte wanden en prachtige watervallen.

Na slechts enkele kilometers langs de fjord gaat de weg in het dorp weer steil omhoog over vele haarspelden, om even af te vlakken in een hoog dal met de camping waar ik in '92 doorweekt en verkleumd in de afdaling halt hield en na gebruik van drie douchemunten nog lag te rillen in mijn slaapzak. Nu is het warm en zonnig en rij ik omhoog tot op 1038m waar ik met uitzicht op een half ontdooid meer voor de keuze sta; rechtsaf en illegaal door de voor fietsers verboden tunnel naar beneden sjezen of links af 30km omrijden en 100m klimmen over een gravelweg. En dan langs de gletsjer met werkende skilift afdalen over de weg die ik in '92 door de regen omhoog reed nadat ik ontdekte dat ik niet door de tunnel mocht fietsen.

Tijdens de klim naar deze hoogte zag ik mezelf al door de tunnel omlaag sjezen. Ik moest denken aan K-k-ken op de stoomwals in de slotscene van'A fish called Wanda'. Langzaam maar gestaag ga ik op mijn doel af. , met eenzelfde traagheid en het gevoel dat mijn moment van gerechtigheid onafwendbaar naderend. Al klimmend riep ik in gedachten "Revenge, revenge" maar nu ik voor de keuze sta is de het door wraaklust ingegeven idee van een afdaling door een donkere koude verboden tunnel ineens veel minder aanlokkelijk dan linksaf te slaan voor een ommetje langs bergtoppen met een gletsjer en diep groenblauw gekleurde half bevroren meertjes.

Nog in euforische stemming van de prachtige tocht langs meertjes en gletsjer begin ik aan de afdaling. Het eerste stuk daal ik remmend achter enkele auto's af zonder parachute. Heel spectaculair allemaal maar ik laat het net iets te lang duren en sta een aantal haarspelden verder met rokende remmen langs de kant van de weg. De stalen bus van mijn rechter remtrommel is door de hitte naar buiten gekomen en loopt tegen de ankerplaat, ik probeer hem samen met een behulpzame Noor weer op zijn plek te timmeren. De remwerking van verkoolde remschoenen is toch iets minder maar dankzij het gebruik van de parachute loopt de snelheid (stabiele snelheid bij 10% afdaling tussen 50 en 60kmh) niet hoger op dan de remmen nog aan kunnen. Zonder parachute heb ik de snelheid herhaaldelijk tot boven de honderd zien klimmen in een afdaling. Mits de weg glad en overzichtelijk is, er niet te veel wind, bochten en auto's zijn, kan het. Al wil je er niet aan denken wat er gebeurd als je bijvoorbeeld een klapband krijgt. Het is niet een groot probleem met die remmen omdat dit de laatste echt grote afdaling is en ik nu alleen nog even een stukje langs de Sogne fjord rij om dan richting Oslo en de boot te gaan. In dit gebied zijn vele tunnels gebouwd, vaak erg lange, de langste is 25km en het is moeilijk om alle voor fietsers verboden tunnels te vermijden. Er bestaat wel een kaart uitgegeven door de Noorse 'Syklistenes Landesforening' (www.slf.no) waarop alle tunnels aangegeven staan al dan niet verboden voor fietsers. Desondanks is het me niet gelukt Noorwegen te doorkruisen zonder af en toe een inrijverbod te negeren. De langste tunnel die ik illegaal doorgefietst ben was 6,6km en als het omlaag gaat is dat geen probleem, je bent er in tien minuten doorheen. Gaat ie echter omhoog dan is het een ander verhaal.

Net aangekomen in Oslo ontmoet ik Jon op zijn racefiets. Hij spreekt me aan terwijl ik op de kaart sta te kijken, hij is een enthousiast fietser en we praten honderduit over fietsen en het leven in het algemeen. Hij nodigt me uit bij hem te komen logeren voor de twee nachten die me nog restten in Noorwegen, ik kan zijn racefiets en huissleutel lenen om de stad te verkennen terwijl hij naar het werk gaat. Met een gewone fiets rijden heeft het grote voordeel dat je even verlost bent van alle aandacht voor de velomobiel. Soms wordt juist dat en niet het klimmen of dalen, de warmte, kou, wind of regen me wel een beetje te veel. Hoewel het ook best leuk is dat je met zo'n fiets in het buitenland nooit om een praatje verlegen zit.

Vanuit Kiel ben ik in een kleine twee dagen en precies vier weken weer thuis en heb 4725km op de teller.

Allert Jacobs, quest 1